Het debat over onze digitale soevereiniteit is al enige tijd gaande en inmiddels is een aantal thema’s goed bekend. Ook de overheid en de politiek zijn zich inmiddels bewust van het feit dat we te afhankelijk zijn geworden van anderen en van de risico’s die dat met zich meebrengt. De discussie richt zich sterk op technische en geopolitieke afhankelijkheden. Dit is terecht want dit zijn zorgwekkende ontwikkelingen waar we als land, samen, iets aan moeten doen.
Een aspect dat tot nu toe onderbelicht is gebleven, is de economische prijs die Nederland betaalt voor het structureel uitbesteden van onze clouddiensten aan Amerikaanse hyperscalers.
Dit beleid heeft gevolgen die verder reiken dan alleen de rekening voor de diensten zelf.
Ten eerste is het een misvatting dat de publieke cloud goedkoop is. Iedere organisatie die gebruikmaakt van AWS, Microsoft of Google ervaart dat de uiteindelijke kosten aanzienlijk hoger uitvallen dan vooraf berekend. Dit komt door de opbouw van de diensten.
Je betaalt voor de rekenkracht zelf, maar daarnaast ook voor opslag, dataverkeer, geavanceerde netwerkfuncties zoals load balancing, IP-adressen, softwarelicenties, ondersteuning, back-ups en snapshots en niet te vergeten: de beveiliging van je diensten. Alles bij elkaar zorgt ervoor dat de uiteindelijke factuur de basisprijs vaak verdubbelt of nog hoger uitvalt. Het is dus geen “goedkope oplossing”.
De maatschappelijke kosten liggen nog hoger. Allereerst is er het belastingaspect. Microsoft is in Europa geregistreerd in belastingparadijs Ierland, waar het nominaal 12,5% belasting betaalt. In werkelijkheid ligt dat percentage veel lager: volgens The Guardian droeg Microsoft in 2023 slechts 3,6% van de inkomsten af aan de Ierse belastingdienst. De Volkskrant meldde dat Nederland in 2021 in totaal €374 miljoen aan belastinginkomsten misliep door de vijf grote Amerikaanse techbedrijven (Microsoft, AWS, Apple, Meta en Google).
Deze week publiceerde onderzoeksbureau Astarès in Frankrijk de resultaten van een studie in opdracht van CIGREF (een coalitie van grote IT-gebruikers zoals Airbus) en de Franse overheid. Daaruit blijkt dat Europese organisaties jaarlijks €264 miljard uitgeven aan Amerikaanse publieke clouddiensten; geld dat Europa verlaat en in de VS 2 miljoen banen creëert.
Volgens het onderzoek zou het verplaatsen van slechts 15% van deze uitgaven naar Europese leveranciers al 468.000 banen, €75 miljard aan omzet en €35 miljard aan winst en investeringen opleveren.
Dat geld komt rechtstreeks in de Europese economie terecht. Nederlandse en Europese cloudproviders sluizen hun inkomsten niet door naar Bermuda of Ierland, maar betalen keurig belasting. Nederlandse bedrijven kopen bovendien lokaal in. Hyperscalers bestellen servers direct bij de leverancier. Dit zijn transacties die in de VS plaatsvinden, zelfs als de servers in Europese datacenters worden geplaatst. Nederlandse bedrijven werken met lokale vestigingen en distributeurs en houden zo een ecosysteem in stand van bedrijven die producten en diensten leveren aan de industrie.
De miljarden die Nederland aan hyperscalers betaalt, leveren in Europa nauwelijks banen op. Ontwerpers, ontwikkelaars en beheerders zitten in de VS of Azië. De Nederlandse vestigingen bestaan vooral uit sales, finance en lobbyisten. De miljardeninvesteringen vanuit overheid en bedrijfsleven in de cloud van Microsoft of AWS dragen dus bij aan het opbouwen van kennis buiten onze grenzen en vergroten daarmee onze afhankelijkheid.
Daar staat tegenover dat Nederlandse cloudproviders wél ontwikkelaars en beheerders in dienst nemen. Mensen die hier belasting betalen, hier wonen, boodschappen doen en bijdragen aan onze economie.
Als alle technische functies buiten Nederland worden ingevuld, verdwijnt ook de noodzaak voor MBO-, HBO- en WO-instellingen om hiervoor op te leiden. Minder onderwijs betekent minder kennis, en dus minder concurrentiekracht voor Nederlandse bedrijven die wel lokaal willen blijven opereren. Hierdoor wordt het op termijn steeds moeilijker om diensten te leveren die kunnen concurreren met het aanbod uit de VS.
Terwijl werkgelegenheid in Nederland juist een aanjager kan zijn van onderwijs en onderzoek.
Als het huidige beleid wordt voortgezet, betekent dit op termijn een verarming van ons land. Geld dat hier werkgelegenheid en welvaart kan scheppen, verdwijnt naar belastingparadijzen. Dat hoeft niet. We beschikken over de kennis, bedrijven en onderwijsinstellingen om zelfvoorzienend te zijn.
Een sterke eigen infrastructuur trekt bedrijven aan, die op hun beurt weer investeren in diezelfde infrastructuur. Dit stimuleert de vraag naar kenniswerkers, wat het onderwijs aanjaagt. Zo ontstaat een vicieuze cirkel die Nederland de afgelopen vijftien jaar tot een sterk techland heeft gemaakt. Volgens een onderzoek van het ministerie van Economische Zaken uit 2024 is de IT-sector goed voor zo’n €25 miljard en meer dan 200.000 banen. En met de snelle opkomst van AI en machine learning is de digitalisering nog lang niet voltooid.
Laten we de lessen uit het verleden ter harte nemen en samen, overheid én bedrijfsleven, stappen zetten om sterker te worden. Onze toekomst en onze welvaart hangen ervan af.